Petrus is nooit in Rome geweest.

Mattheüs over de sleutels van Petrus

Petrus was nooit in Rome en heeft zijn ‘sleutels’ daar niet gebracht, omdat het geen echte sleutels waren. Petrus heeft nooit iets van welke macht dan ook aan de kerk overgedragen omdat het ieders eigen geloof in de Heer, in Jezus als Goddelijke Vader de sleutel tot Gods Rijk is.

Mattheüs schrijft in zijn evangelie dat Jezus aan Petrus ‘de sleutels’ van Gods Koninkrijk geeft en dat hij hiermee de macht heeft op aarde te binden wat in de ‘hemel’ gebonden zal zijn en wat hij op aarde zal ontbinden, in de ‘hemel’ ontbonden zal zijn.’ (Matth. 16:15-20). De ‘hemel’ is Gods Koninkrijk en is de onvoorwaardelijke en onbaatzuchtige liefde van God de Vader in Jezus Christus. Het is een geestelijke toestand in de mens, de ‘hemel’ is geen (woon)plaats ergens in het universum. Iemand die in de ‘hemel’ is opgenomen, is één met deze ware liefde en leeft eeuwig als een zelfstandig geestelijk mens in die Goddelijke liefdessferen. Zijn ‘aarde’, zijn geestelijke grond, is zijn ware liefde voor de Heer en zijn geloof in Hem.

Aangezien ‘Petrus’ een groot en levend geloof in de Heer betekent, volgt hieruit dat dit geloof de macht van ‘binden en ontbinden’ heeft. Niet Petrus als mens, maar het geloof in de almacht God de Vader in Jezus Christus, de Heer in ieder mens, is deze geestelijke macht. Immers, geen mens kan uit zichzelf iets en is niets dan alleen wat hij uit de Heer is en van Hem heeft ontvangen. De mens mag geloven dat hij het is die handelt, mits hij alle eer aan de Heer geeft en Hem dankbaar is. Petrus was nooit in Rome en omdat zijn ‘sleutels’ op het geloof duiden, kon hij die sleutels ook nooit aan de kerk geven.

De sleutels van Petrus betekenen geloof

Hieruit volgt dat het volkomen onmogelijk is dat Petrus de ‘sleutels van Gods Koninkrijk’, de Goddelijke macht van binden en ontbinden, op de paus en leden van zijn orde zou hebben overgedragen, want het gaat niet om een persoon, maar om een levend geloof. Daarom beschikt de paus of een priester niet over ‘sleutels om de hemel te openen en te sluiten’, want die macht heeft alleen het geloof in de Heer. Degene die waarachtig en daadwerkelijk in Hem gelooft, leidt een leven dat als vanzelf naar Gods liefdessferen, de ‘hemel’ leidt. De ‘sleutel’ van de ‘hemel’, de Goddelijke Liefde, is het levende geloof. Die mens is een ‘Petrus’ en die Petrus was nooit in Rome.

Op grond van hun geloof dat zij de macht hebben om de ‘hemel’ – de Goddelijke Liefde Zelf – voor een gelovig mens te openen of te sluiten, leren priesters van de rooms katholieke orde dat zij mogen oordelen over de zonden van de leden van de kerk. Omdat zij denken de ‘bedienaren van de sleutels’ te zijn, stellen zij dat de zonden van de gelovige mens vergeven zijn, wanneer een priester zegt: “Ik ontsla u van uw zonden in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.” Het kwijtschelden van zwaardere zonden gebeurt door bisschoppen en nog zwaardere zonden worden door de paus kwijtgescholden.

Rotsvast geloof is de sleutel van Petrus

Daarmee wordt eraan voorbij gegaan dat het bezit van de ‘sleutel tot de hemelpoort’ niet gaat om een persoon, maar om een waar en rotsvast geloof in God, Zijn Almacht en Zijn barmhartige liefde. Iedereen die dat ware rotsvaste geloof heeft, is een ‘Petrus’ in het bezit van de ‘sleutel tot de hemel’. En dat is niet een letterlijke sleutel, maar een vermogen tot.
Alleen God de Vader heeft de macht om iemand die tegen Zijn Goddelijke orde willens en wetens zondigt of gezondigd heeft, te vergeven, wanneer hij daar een diep en oprecht berouw over heeft. Daarom is het vreemd dat een priester zegt iemand te kunnen vergeven, want Petrus was nooit in Rome. Dat priesters, bisschoppen en de paus zich de macht om te vergeven hebben toegeëigend, is dan ook een ontwijding van de waarheid van Gods Woord.

Petrus was nooit in Rome

Pas in de 4e eeuw na Christus werd tijdens het concilie van Nicea onder leiding van keizer Constantijn I de grondslag gelegd voor de latere rooms katholieke kerk. Hieruit volgt eveneens dat Petrus nooit in Rome kan zijn geweest om de nog niet bestaande paus zijn ‘sleutels’, zijn macht over het openen en sluiten van de ’hemel’, over te dragen, als het al zo letterlijk begrepen zou kunnen worden. Zie deel drie van “Geschenken uit de hemel” door Jakob Lorber, blz. 300-304 en Het grote Johannes Evangelie (GJE 10:25-30) waarin deze ontwikkelingen zijn beschreven. Zie ook GJE 8, hoofdstuk 47 waarin de Heer voorspelt hoe de kerk zich zal ontwikkelen. In GJE 8, 62 vertelt de Heer aan Petrus dat men hem later tot een heerser zal maken en dat hij als eerste op de stoel van die heerser zou zitten, want hij zou de nieuwe Aäron zijn.

In de rooms katholieke kerk wordt Petrus als de eerste paus beschouwd en wordt hij ook wel aangeduid als Sint-Pieter. Het ambt van paus wordt daarom ook wel Petrusambt genoemd. Maar Petrus was nooit in Rome. In het oosters christendom wordt Petrus als de eerste patriarch beschouwd. Vanaf eind twintigste eeuw is er sprake van publicaties die meer berusten op interdisciplinair onderzoek. Vanaf die periode verschenen ook steeds meer publicaties die concluderen dat Petrus nooit in Rome kan zijn geweest en dus ook nooit daar kan zijn gekruisigd en begraven. Zie https: //nl.wikipedia.org/wiki/Petrus.

De benaming paus is afkomstig van het Oudgriekse: πάππας, pappas, later gelatiniseerd tot papa, in de betekenis van vader. Eveneens werd de titel in de middeleeuwen opgevat als een acroniem van het Latijnse Petri apostoli potestatem accipiens (van de apostel Petrus de macht ontvangend). Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Paus.