Fasen in geestelijke ontwikkeling.
Er zijn verschillende fasen in geestelijke ontwikkeling. De eerste fase is de ontwikkeling van liefde voor zichzelf. Mensen zijn in eerste instantie op zichzelf en hun eigen gezondheid gericht. Wanneer zij kinderen krijgen komt het belang voor het kind erbij, maar de liefde wordt minder ik-gericht als iemand zich bekommert om het welzijn van een vreemdeling. Echter oprecht belangeloze liefde vraagt een volkomen onbevooroordeelde houding ten opzichte van vijanden. Het “Hebt uw vijanden lief” is dan ook een grote stap in onvoorwaardelijke liefde.
Een prachtig voorbeeld van fasen in geestelijke ontwikkeling, wegen om te gaan, die een mens in zijn liefde voor zijn medemens kan doormaken, is de briefwisseling van Jezus met de koning Abgarus. Deze briefwisseling was gedeeltelijk verloren gegaan, maar is door Jakob Lorber in een gelijknamig boekje de mensheid teruggegeven.
De mens als ziel
Mensen zijn weliswaar voor een deel uit de materie genomen, maar als vrijgemaakte wezens behoren ze niet meer tot de materie, de aarde. Of ze behoeven er niet meer toe te behoren, deze vanaf de zondeval reeds veroordeelde zielenmaterie. Want het zou geen goede zaak zijn als Ik verlangen zou dat een steen, die nog in het diepste gericht ligt, Mij zou herkennen! Dat kan Ik alleen terecht verlangen van een vrij geworden ziel, die Mijn geest in zich heeft.
Dus, zoals hiervoor reeds werd aangeduid, moet niet aarde, maar moeten alleen de zielen en de geesten van de mensen gezien worden als het eigenlijke eigendom des Heren. En wel daarom als eigendom, omdat zij zelf oorspronkelijk licht uit Mijn eeuwige bron van alle licht zijn en daarom met Mij één geheel vormen. Zie Jakob Lorber en ook Joh. 1:10 en 11.
E. Swedenborg
Dat door een nieuwe aarde (of land, grond) een nieuwe Kerk op aarde wordt verstaan, was tot nog toe niet bekend. Iedereen verstaat onder ‘land’ het land, terwijl daarmede toch de Kerk wordt bedoeld. Land in de natuurlijke zin is het land, maar in de geestelijke zin is het de Kerk. De reden hiervoor is, omdat zij die geestelijk zijn, zoals de engelen, wanneer in het Woord van land gesproken wordt, daardoor niet het land zelf verstaan, maar het volk, dat daarop woont. (Zie E. Swedenborg in “Het laatste Oordeel” , Hoofdstuk 1 vers 3.)